"Breng je organisatie verder"
SLUIT MENU

Economie en vaste contracten groeien ook in Q2, nog steeds enorme verschillen tussen branches

Wat vertellen de kwartaalcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek ons over de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal van 2025? Wim Davidse neemt de resultaten onder de loep.

In het tweede kwartaal is de economie toch weer lekker gegroeid, de werkgelegenheid nog een heel klein beetje, de werkloosheid stabiliseerde, het aantal werknemers met een vast contract groeide sterk en het aantal zelfstandigen werd fors kleiner. In sommige sectoren bleef de werkgelegenheid groeien, in andere was er krimp. De praktijk van het tweede kwartaal was kortom weer enorm diffuus. Hier een overzicht.

Nadat de economie in het eerste kwartaal met een onverwachte en fraaie +2,2% ten opzichte van een jaar eerder was gegroeid, is die in het tweede kwartaal met +1,5% gegroeid. Dat blijkt uit de kwartaaldata die het CBS eind juli publiceerde.

De werkgelegenheid gemeten in personen tussen 15 en 75 jaar die in Nederland werken en wonen (de zogenoemde werkzame beroepsbevolking) groeide nog licht, met +0,1% – exact hetzelfde groeitempo als in Q1 van dit jaar en in Q4 van 2024. De werkloosheid stabiliseerde op 3,8%. Dus: nog steeds pauze op de arbeidsmarkt, én krapte.

De werkloosheid stabiliseerde ondanks de eerste signalen van de impact van AI en de nog steeds licht groeiende werkgelegenheid. Dat komt doordat de potentiële beroepsbevolking nu nog steeds (een klein beetje) groeit in combinatie met de bruto arbeidsparticipatie. Onder de potentiële beroepsbevolking rekent het CBS iedereen tussen 15 en 75 jaar oud, dus ook de niet-werkenden, woonachtig in Nederland. De bruto arbeidsparticipatie slaat op iedereen uit de potentiële beroepsbevolking die daadwerkelijk werkt of wil en kan werken maar geen werk heeft. Die is sinds oktober 2024 weer licht gegroeid (nu 76,1%). Belangrijke kanttekening: de prognose is dat rond 2030 de nu al historisch kleine groei van de potentiële beroepsbevolking tot stilstand komt en dan gaat krimpen…

Minder vervulde vacatures, nog steeds minder werklozen dan openstaande vacatures

In Q2 werden 354.000 vacatures vervuld, wat minder was dan een kwartaal eerder en minder dan een jaar eerder, maar nog steeds historisch veel – zie de grafiek. 

Ook het aantal nieuwe vacatures (360.000 in Q2) was lager dan in Q1 (376.000) en dan een jaar eerder (374.000). Het is duidelijk dat de pauze op de arbeidsmarkt voortduurt. 

Het aantal openstaande vacatures aan het eind van Q2 was dus ook lager dan een jaar eerder: 402.700 tegen 418.900. Tegelijk was het aantal werklozen juist iets hoger geworden: 386.000 (ofwel: een werkloosheidspercentage van 3,8%) tegen 370.000 een jaar eerder (3,6%). 

De vaak gebruikte krapte-maatstaf van het aantal werklozen per openstaande vacature is daarmee wat verbeterd naar iets minder krapte, want gestegen van 0,88 werklozen per openstaande vacature in Q2 van 2024 naar 0,96. Dat was overigens weer wat lager (dus moeilijker) dan de 0,98 in Q1.

Het is ondanks de pauze nog steeds geen vetpot voor werkgevers die goede kandidaten voor hun vacatures zoeken… Want de ervaring leert dat er zeker 2 werklozen per openstaande vacature nodig zijn om van een nog enigszins soepele arbeidsmarkt te kunnen spreken – dat niveau valt min of meer samen met een werkloosheid van 5%.

Flinke verschillen tussen branches …

Het totale aantal werkzame personen is doorgaans net iets groter dan de totale werkzame beroepsbevolking, onder andere omdat dan ook de mensen die wel werken in Nederland maar er niet wonen, worden meegeteld. In Q2 is het aantal werkzame personen met +55.000 gegroeid, ofwel +0,5% ten opzichte van het vorige jaar (net als in Q1). 

  • In absolute aantallen groeide de overheid ook in Q2 weer het snelst: met +25.000 personen (dat is +3,8%). 
  • De zakelijke dienstverlening groeide in absolute aantallen bijna net zo hard (+21.000 personen) maar procentueel duidelijk minder hard (+1,0%); 
  • Handel, vervoer plus horeca liet weer de sterkste krimp zien: -14.000 personen, ofwel -0,6% (-0,4% in Q1).

Al met al groeiden de gezamenlijke profit-sectoren met +19.000 personen (+0,3%, was +0,4% in Q1) en de Publieke sector veel harder met +36.000 personen (+1,2%, was +0,8% in Q1). In de profit-sectoren groeide het aantal werknemers met ruim +1,0% en kromp het aantal zelfstandigen met -2,9%;  in de Publieke sector groeide het aantal werknemers met +2,4% en kromp het aantal zelfstandigen met -8,1%.

… en tussen beroepsgroepen en contractvormen

Met de beperkte groei van de werkzame beroepsbevolking in Q2 (+17.000 personen, ofwel +0,1% in vergelijking met een jaar eerder, net als in Q1) lijkt het dus rustig te blijven op de arbeidsmarkt. Maar als we weer inzoomen op de 12 beroepsgroepen waaruit de werkgelegenheid is opgebouwd, zien we toch weer fikse verschillen, en daarmee: dynamiek. 

Zo is het aantal werkenden in een bedrijfseconomisch-administratief beroep met +30.000 ofwel +1,6% gegroeid en het aantal werkenden in een zorg en welzijn-beroep juist met -18.000 afgenomen (-1,2%). Opvallend is onder andere ook de sterke groei van de technische beroepen, het aantal managers en het verdere herstel van de ICT beroepen – die laatste hadden het tijdens de kwartalen met economische krimp even moeilijk.

Onderscheid naar contractvorm

In de onderstaande grafiek zien we ook nog het onderscheid naar contractvorm. Zo is de groei van de werkgelegenheid in de bedrijfseconomische-administratieve beroepen voor het grootste deel terecht gekomen bij werknemers met een vast contract, maar toch ook nog een aanzienlijk deel bij zzp’ers; er is juist flink wat werk voor uitzendkrachten en gedetacheerden verdwenen. 

Ook in de technische beroepen, bij de managers, in de commerciële beroepen, de ICT-beroepen en de pedagogische beroepen is het aantal vaste contracten flink gegroeid. In de dienstverlenende, logistieke en bij overheidsbestuurders en politie/brandweer is het aantal vaste contracten sterk afgenomen en het aantal interne tijdelijke contracten juist sterk gegroeid.

Het aantal zzp’ers is flink afgenomen in de technische beroepen, onder managers, in de dienstverlenende beroepen en het sterkst in de zorg en welzijn beroepen. Het aantal uitzendkrachten en gedetacheerden is overwegend (sterk) gekrompen, behalve in de commerciële en agrarische beroepen, en in de beroepen in de sector zorg en welzijn. Wellicht is in die laatste categorie sprake van zzp’ers die zijn gestopt vanwege de handhaving van de Wet DBA en vervolgens als uitzendkracht of gedetacheerde zijn gaan werken.

Behoefte aan flexibel personeelsbestand blijft

Al met al is het totale aantal vaste contracten opgelopen naar 5,58 miljoen, het hoogste aantal ooit. Daarmee omvatten ze 56,7% van de totale werkzame beroepsbevolking. Dat aandeel was al eens hoger tijdens de corona-recessie, toen veel werknemers met tijdelijke contracten, uitzendkrachten en zzp’ers snel naar huis werden gestuurd. 

Het aantal werknemers met een vast contract groeide met +1,6% veel harder dan de +0,1% van de totale werkzame beroepsbevolking. Hun aandeel in die groep groeide dan ook van 55,9% een jaar geleden naar 56,7% nu. Wat overigens toch weer wat lager is dan de 56,8% in Q1 van dit jaar.

Het aantal werknemers in de interne flexschil (vooral tijdelijke werknemers en oproepkrachten) groeide met +1,1% iets minder hard, naar een aandeel van 24,0% van de totale werkzame beroepsbevolking; dat was een jaar eerder nog 23,8%.

Het aantal uitzendkrachten en gedetacheerden werd liefst -8,7% kleiner, en omvat nu nog 3,5% van alle werkenden. Het aantal zzp’ers (eigen arbeid) kromp met een ook heel stevige -4,7%, en hun aandeel in de werkzame beroepsbevolking beslaat nu nog 10,4% (dat aandeel piekte in Q4 2024 nog op 11,1%). De externe flexschil omvatte daarmee in Q2 13,9% van de werkzame beroepsbevolking, een behoorlijk tuimeling sinds de 14,8% van Q4 2024.

Al met al omvatte de totale flexschil in Q2 nog 37,9% van de werkzame beroepsbevolking, net als in Q1, en een jaar eerder nog 38,6%.

Het lijkt er dus sterk op dat de handhaving van de Wet DBA invloed heeft op het aantal zzp’ers (en op het aantal door zelfstandigen gewerkte uren). Dat lijkt nog niet ten goede te komen van de vaste contracten (of van uitzendbureaus en detacheringsbureaus). Blijkbaar hechten werkgevers aan de flexibiliteit en wendbaarheid van hun personeelsbestanden, en hebben die in Q2 vooral in hun interne flexschil gezocht: meer mensen met een tijdelijk contract met uitzicht op vast, meer mensen met een contract korter dan een jaar en (vooral) meer oproepkrachten. En met alle turbulentie en onzekerheid in de externe omgeving, lijkt dat niet meer dan logisch.