"Breng je organisatie verder"
SLUIT MENU

Economie groeit in Q1, vaste contracten ook, met enorme verschillen tussen branches

Twee weken vroeger dan gebruikelijk kwam het Centraal Bureaus voor de Statistiek (CBS) al op de laatste dag van april met veel Q1-cijfers. Het leverde een mêlee van feiten op, waarin de economie nog steeds mooi groeide, de werkgelegenheid nog een beetje, maar de werkloosheid ook, en de flexibele schil voor de derde keer op rij niet. En wat gebeurde daarbinnen met de zzp’ers? De groei van het aantal werknemers zat trouwens relatief sterk in de publieke sector.

De Nederlandse economie is in het eerste kwartaal van 2025 met +2,0% gegroeid ten opzichte van een jaar eerder; de sterkste groei in twee jaar. De werkgelegenheid in termen van de werkzame beroepsbevolking (dus het aantal personen tussen 15 en 75 jaar oud, woonachtig in Nederland) is met +0,1% gegroeid, en de werkloosheid is in Q1 heel licht opgelopen naar 3,8%.

De werkloosheid groeide ondanks de nog steeds groeiende werkgelegenheid: omdat de potentiële beroepsbevolking (iedereen tussen 15 en 75 jaar oud, dus ook de niet-werkenden, woonachtig in Nederland) nu nog steeds (een klein beetje) groeit plus de bruto arbeidsparticipatie (iedereen uit de potentiële beroepsbevolking die daadwerkelijk werkt of wil en kan werken maar geen werk heeft) die sinds oktober 2024 weer licht is gegroeid (nu 76,0%). Belangrijke kanttekening: de prognose is dat tot 2030 de nu al historisch kleine groei van de potentiële beroepsbevolking tot stilstand komt en dan gaat krimpen…

De opzwepende dans van prijs- en cao-loonstijgingen

De inflatie kwam in Q1 gemiddeld uit op 3,6%, en in april zelfs op 4,1%, en lijkt inmiddels op z’n minst stabiel hoog. Dat geldt ook voor de stijging van de cao-lonen: die lag van januari tot en met april op +5,6% ten opzichte van een jaar eerder.

Vooral duurdere diensten dragen bij aan de hoge inflatie – en die zijn natuurlijk relatief sterk gevoelig voor hogere lonen, die op hun beurt reageren op de krapte plus de inflatie. Dit lijkt daarom een ontwikkeling die niet makkelijk te keren is.

Meer binding, zzp’ers vluchten nog niet naar detachering

De werkzame beroepsbevolking groeide in Q1 naar 9,78 miljoen personen (niet-seizoensgecorrigeerd), en als je die bijna 10 miljoen mensen uitsplitst naar hun contractvormen, ontstaat het volgende beeld. Het aantal werkenden met een vast contract is gestegen naar 5,555 miljoen, de totale flexibele schil – die verschillende contractvormen omvat, zoals oproepkracht, uitzendkracht en zzp’er – is gekrompen naar 3,704 miljoen personen. Zo had in Q1 van 2025 55,8% van alle werkenden een vast contract (dat is nog zelden voorgekomen, dus relatief hoog) en zat 37,9% in de flexschil.

Brengen we per kwartaal de jaar-op-jaar mutaties in beeld, dan ontstaat het volgende beeld. Het aantal werkenden met een vast contract is in Q1 met +96.000 gegroeid ten opzichte van een jaar eerder (ofwel +1,8%), het aantal werkenden in de interne flexibele schil (o.a. werknemers met een tijdelijk contract en oproepkrachten) is met -45.000 afgenomen (dat is -1,9%), het aantal uitzendkrachten & gedetacheerden (in de statistieken niet nader te splitsen) is met -12.000 afgenomen (dat is -3,4%) en het aantal zzp’ers eigen arbeid (ea) met -17.000 (dat is -1,6%). Procentueel is het aantal zzp’ers ea dus het minst gekrompen, als onderdeel van de totale flexibele schil. Het was wel de eerste jaar-op-jaar krimp sinds Q3 2014.

Aan de tegengestelde ontwikkeling van het aantal vaste contracten en de flexibele schil te oordelen, gaven werkgevers er in Q1 de voorkeur aan een toenemend aantal werkenden aan zich te binden. Logisch, gezien de voortdurende krapte van de arbeidsmarkt; wellicht wat minder logisch, gegeven alle turbulentie in de wereld om ons heen.

Het aandeel zzp’ers ea kwam in Q1 uit op 10,8%, na de historische piek van 11,1% in het laatste kwartaal van afgelopen jaar. Een trendbreuk? Zo’n kwartaal-op-kwartaal daling is duidelijk niet ongebruikelijk, maar het zou best kunnen, met alle politieke druk op zzp’en. Voorlopig kunnen we op grond van al deze cijfers nog niet concluderen dat zzp’ers voor de handhavende Belastingdienst in de flexibele armen van uitzend- en detacheringsbureaus vluchten. Het aandeel uitzendkrachten en gedetacheerden zakte juist, naar 3,5% van de werkzame beroepsbevolking, van 3,7% in Q4 en 3,7% een jaar eerder. In Q3 2021 was dat nog 4,8% en de piek lag ooit in het laatste kwartaal van 2016: 5,4%.

Minder openstaande vacatures, wel meer nieuwe vacatures

Het aantal openstaande vacatures aan het eind van Q1 was lager dan een jaar eerder: 396.700 tegen 413.000. Tegelijk was het aantal werklozen juist hoger geworden: 390.000 (ofwel: een werkloosheidspercentage van 3,8%) tegen 373.000 (3,7%). De tegenwoordig vaak gebruikte krapte-maatstaf van het aantal werklozen per openstaande vacature is dus iets verbeterd naar minder krapte, want gestegen van 0,90 werklozen per openstaande vacature naar 0,98. Dat is nog steeds geen vetpot voor werkgevers die goede kandidaten voor hun vacatures zoeken… Want de ervaring leert dat er zeker 2 werklozen per openstaande vacature nodig zijn om van een nog enigszins soepele arbeidsmarkt te mogen spreken – dat niveau valt min of meer exact samen met een werkloosheid van 5%.

Dus er is nog steeds enorme krapte, en die is zo te zien niet zo maar voorbij. En dat terwijl het aantal nieuw ontstane vacatures in Q1 met 376.000 alweer +9.000 hoger was dan een jaar eerder…

Flinke verschillen tussen beroepsgroepen en tussen branches

Met de beperkte groei van de werkzame beroepsbevolking in Q1 (+13.000 personen, ofwel +0,1% in vergelijking met een jaar eerder) lijkt het rustig te zijn op de arbeidsmarkt. Maar als je inzoomt op de 12 beroepsgroepen waaruit de werkgelegenheid is opgebouwd, zie je ineens fikse verschillen, en daarmee: dynamiek. Zo is het aantal werkenden in een technisch beroep met +43.000 ofwel +3,2% gegroeid en het aantal werkenden in een zorg en welzijn-beroep juist met -20.000 afgenomen (-1,4%).

Opvallend is onder andere ook de sterke stijging van het aantal managers en het herstel van de ICT beroepen – die hadden het sinds de kwartalen met economische krimp even moeilijk.

Als we “andersom” kijken, dus niet naar wat mensen doen (hun beroepen) maar naar waar die mensen hun beroepen uitoefenen (de branches), zien we ook grote verschillen. (Hier meten de statistieken niet de werkzame beroepsbevolking, maar het aantal werkzame personen, wat door een iets andere definitie tot iets andere aantallen en groei- en krimp-percentages leidt.) Het totale aantal werkzame personen is in Q1 met +51.000 gegroeid, ofwel +0,5% ten opzichte van het vorige jaar. In absolute aantallen groeide de overheid het snelst: met +25.000 personen (dat is +3,8%); handel, vervoer plus horeca liet de sterkste krimp zien: -11.000 personen, ofwel -0,4%.

Al met al groeiden de gezamenlijke profit-sectoren met +27.000 personen (+0,4%) en de Publieke sector met +24.000 personen (+0,8%). In de profit-sectoren groeide het aantal werknemers met ruim +24.000 en het aantal zelfstandigen met ruim +2.000, in de Publieke sector groeide het aantal werknemers met ruim +52.000 en kromp het aantal zelfstandigen met ruim -29.000.

Vooruitzichten

Ondanks de historische, wereldwijde turbulentie om ons heen, bleef het vertrouwen van Nederlandse producenten en dienstverleners in Q1 behoorlijk op orde. Vervolgens begon april met Trumps “Liberation Day”, enorme verhogingen van de Amerikaanse heffingen op zo’n beetje alle importen, gevolgd door weken van extreme verhogingen daarvan, gedeeltelijke correcties en dagelijkse wispelturigheid – dus negatieve ingrepen, bovendien omgeven met grote onzekerheid. Wereldwijd reageerden de aandelenbeurzen direct met grote paniek op Liberation Day, met sterke koersdalingen tussen de 10 en 15% – overigens nog niet genoeg om te wijzen op een aanstaande recessie. Begin mei zijn de koersen weer bijna helemaal terug op het niveau van eind maart.

De intentie van dienstverleners om hun personeelsbestand uit te breiden in de volgende 3 maanden zijn nog niet geupdate na Q1, maar het producentenvertrouwen zakte in april toch behoorlijk weg. De andere belangrijke vroege indicator Inkoopmanagersindex Maakindustrie (PMI, Purchase Managers Index) ontwikkelde zich in Q1 richting herstel en trok gelijk op met de heel langzaam dichter naar herstel kruipende Intra-Europese handel. Maar in april zakte de PMI toch weer iets, omdat de inkopers in de komende 3 maanden minder nieuwe orders verwachten.

Al met al verbeterde het beeld in Q1 ten opzichte van Q4, om vervolgens in april weer terug te zakken.

Toch blijft het scenario voor dit jaar voorlopig staan: matige economische groei in 2025 (en daarna), in combinatie met weinig of geen groei van de totale werkgelegenheid in Nederland, en een lichte groei van de werkloosheid – maar we zullen niet boven de krapte-grens komen, en dus blijft het een uitdaging om vacatures goed te vervullen en mensen vast te houden.

Dus: benut deze relatieve pauze op de arbeidsmarkt om je als werkgever klaar te maken voor aanstekelijk werkgeverschap!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *